België scoort bijzonder slecht wanneer het gaat over de gelijkwaardige positie van mensen met een andere origine in onze samenleving.
- In een Europees onderzoek uit 2009 geeft 34 % van de ondervraagde Belgen van Turkse of Noord-Afrikaanse origine aan dat ze in de 5 voorafgaande jaren geconfronteerd zijn met discriminatie in hun zoektocht naar werk. Met dit percentage behoort België tot de slechtste leerlingen van de klas, want onder de 27 lidstaten doet alleen Italië het nog slechter.
- 10 % van de ondervraagden geeft aan dat zij of hun kinderen gediscrimineerd werden op school. Een zelfde percentage heeft ook al te maken gehad met discriminatie bij een winkelbezoek.
- Undercoverreportages toonden de voorbije jaren dat ook op de woningmarkt, in de uitzendsector en in de horeca het discrimineren op afkomst tot de dagelijkse praktijk behoort.
Er bestaan vandaag in onze samenleving heel wat vooroordelen, er is wantrouwen, angst, zelfs vijandigheid tegenover datgene waarmee we niet vertrouwd zijn. In de Stadsmonitor lezen we dat nog niet de helft van de inwoners van Gent positief staat tegenover diversiteit (47%). 53% staat dus minder positief of zelfs negatief ten aanzien van diversiteit. Aan de respondenten werden stellingen voorgelegd zoals ‘ik zou het niet zo prettig vinden als er een gezin uit een andere cultuur in het huis naast mij komt wonen’.
Onbekend is onbemind, zegt men. Hier lijkt datgene waarmee we niet vertrouwd zijn ook per definitie als minderwaardig te worden beschouwd. En in die veronderstelling, in die angst, worden mensen vandaag bevestigd: datgene wat ons zou kunnen confronteren met een ‘anders zijn’, stoppen we liever weg.
Ik geef u een voorbeeld mee dat mij ooit verteld werd door iemand die in een bank werkt: wanneer daar een Engels-, Frans- of Spaans- sprekende klant in het kantoor verrichtingen kwam uitvoeren, en de bediende in kwestie kende toevallig de taal van de klant, dan was de ongeschreven regel dat deze mensen zonder problemen in hun taal aan het loket konden bediend worden. De redenering luidde dan: het kan de klantvriendelijke uitstraling van het kantoor alleen maar ten goede komen.
Maar wanneer het ging over anderstalige klanten, die een, om het zo uit te drukken, wat exotischer taal spraken (een vorm van het Arabisch bijvoorbeeld, of Perzisch of Turks) en een loketbediende kende de taal in kwestie, dan werd door de leidinggevende verwacht dat het gesprek niet aan het loket, maar in een aparte ruimte plaatsvond. De redenering daar: klanten zouden hieraan aanstoot kunnen nemen.
Ook een verbod op uiterlijke tekenen van geloof is een bevestiging van de vooroordelen die bij velen bestaan.
Vinden we niet dat de overheid hier een voorbeeldfunctie heeft? Dat we een signaal moeten geven aan de burgers dat hun tewerkstellingskansen niet negatief worden beïnvloed door hun persoonlijke geloofsovertuiging? Dat diversiteit in religieuze overtuiging normaal is? Een signaal aan werkgevers in de privé-sector ook dat de vooroordelen van klanten geen vrijgeleide zijn om bepaalde werknemers te benadelen?
Ik heb vanavond met volle overtuiging mijn stem uitgebracht opdat het terug mogelijk wordt dat vrouwen met gelijke capaciteiten, met of zonder hoofddoek, evenveel kans maken het loket van onze stadsdiensten te bedienen. Het normaliseren van deze vormen van diversiteit, het zichtbaar maken ervan, zijn immers broodnodig in de strijd voor de gelijkwaardigheid van elke burger in onze stad en samenleving.
De diversiteit normaliseren en kenbaar maken is inderdaad een valabele, noodzakelijke strijd tegen discriminatie.
Maar volgens mij gaat de discussie hier niet over de gemiddelde discriminatie van de gemiddelde Belg ten opzichte van buitenlanders of allochtonen, de discussie gaat hier om de neutraliteit van onze openbare instellingen.
Een verbod op uiterlijke tekenen van geloof is wel degelijk een bevestiging van een bestaande discriminatie, zoals u dat op die manier formuleert. Dit valt volgens mij niet te betwisten.
Dat wij in deze slechter scoren dan de gemiddelde Europeaan, dat is inderdaad verwerpelijk en het is een schande, maar in deze discussie haalt u volgens mij die twee dingen door elkaar.
Als het om openbare instellingen gaat, acht ik wel het seculiere karakter van onze instellingen geschonden.
De overheid heeft de plicht om diversiteit te respecteren in een geest van neutraliteit. Het is deze neutraliteit waarin de overheid moet uitblinken en waarin zij een voorbeeldfunctie heeft.
Men laat nu religieuze tekenen toe in openbare diensten, waar deze ooit met veel poeha werden weggehaald, net om het argument van neutraliteit te staven. Hoe valt dit logischerwijs te verklaren?