Graag meer sereniteit, minder karikaturen

De hoofddoekendiscussie is op één dag tijd nog eens opgevoerd en meteen weer afgevoerd. Wat rest, zijn vooral frustraties. Bij diegenen die vinden dat ‘links’ nu eindelijk maar eens moet ophouden met die onzin, maar even goed bij hen die ervan overtuigd waren dat er eindelijk een doorbraak was in een al lang aanslepende discussie. Ook mij frustreert deze discussie. Niet alleen in de manier waarop ze tot nu toe politiek werd aangepakt, maar vooral omdat de juridische instrumenten waarmee we deze discussie kunnen aanpakken al jaren onder het stof liggen.

Eerst iets over de politieke aanpak. De discussie over het dragen van religieuze symbolen leeft al een hele tijd. De meningen erover zijn zeer uiteenlopend, wat maakt dat het bijzonder moeilijk is om tot een consensus te komen. Maar laten we eerlijk zijn: veel échte inspanningen zijn er nog niet geleverd. In de vorige legislatuur heeft het Vlaams Parlement er een reeks hoorzittingen aan gewijd, maar verder is men niet geraakt.

Karikaturen

Als jonge politica begrijp ik niet waarom we er niet slagen om op een serene manier de verschillende perspectieven op dit vraagstuk in kaart te brengen. Deze discussie is vandaag tot een opeenstapeling van steeds grotere karikaturen verworden. Niet elke voorstander is een naïeve linkse, niet elke tegenstander is een islamofoob. Voor mij is het helder: als we een duurzame oplossing willen, gaan we ze samen moeten maken. En niet alleen samen over de grenzen van onze politieke ideeën heen, maar ook samen met de diverse actoren in de samenleving voor wie deze discussie van belang is. Dat betekent dus dat we de scholen en de koepels moeten betrekken, maar wat mij betreft evenzeer het jeugdwerk, het sportlandschap, de zorgsector…

En het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat we ook de betrokken jongeren een stem geven in dit debat. Want als ik één ding onthoud uit gesprekken met Gentse moslimmeisjes dan is het dat we vandaag nog geen weg lijken te weten met de betekenis die zij toekennen aan het ontwikkelen van een religieuze identiteit. En dat ze dat wel van ons verwachten. En dat ze daar maar wat graag over in gesprek willen gaan.

We zullen het samen moeten doen, maar waar leggen we ons vertrekpunt? Ondanks de grote verdeeldheid, hebben we nood aan een gemeenschappelijke basis. Volgens mij zoeken we die het best op het juridische terrein. In het arrest van de Raad van State van 14 oktober 2014 over de zaak “Sharanjit Singh” vinden we duidelijke kapstokken. De Raad van State vertrekt van artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat de vrijheid van godsdienstovertuiging en godsdienstuiting vastlegt en tegelijk bepaalt dat aan die uiting onder bepaalde voorwaarden beperkingen kunnen worden opgelegd. Op basis van dit artikel heeft de Raad van State geoordeeld dat een algemeen verbod van het dragen van levensbeschouwelijke symbolen op school niet aanvaardbaar is. Dat betekent niet dat je als schoolbestuur geen beperkingen kan opleggen, maar je moet de noodzaak ervan kunnen aantonen. De beperkingen moeten proportioneel zijn en in tijd afgebakend.

Wat we nu gaan doen is voor onze Gentse stedelijke scholen tot een concrete vertaling van dit arrest komen. We zijn dat aan hen, leerkrachten en leerlingen, verplicht. En we zullen dat alleen maar samen met hen kunnen doen. Want Gent is wat we delen.

> Lees ook dit nieuwsartikel op Nieuwsblad.be

fotonieuwsblad_hoofddoekenartikel

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.